Familierecht: kinderalimentatie, altijd in beweging?
Nog niet zo lang geleden zijn de richtlijnen voor het berekenen van de bijdrage van ouders in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen drastisch gewijzigd. Waar in het verleden een volledige berekening werd gemaakt, rekening houdend met in beginsel alle lasten, wordt nu een forfaitair systeem gehanteerd dat veronderstelt dat een ouder, ongeacht het inkomen, ten minste enige financiële bijdrage kan leveren. Met andere woorden; in tegenstelling tot het oude systeem zal er volgens het nieuwe systeem in beginsel altijd een door de niet verzorgende ouder te betalen bedrag worden vastgesteld.
Huidige richtlijn
In een notendop houdt de huidige richtlijn voor het berekenen van de kinderalimentatie in dat eerst wordt gekeken naar de kosten van een kind. Die kosten worden aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van beide ouders en met behulp van de Nibudtabel berekend. Vervolgens wordt gekeken of er aanspraak is op kindgebonden budget. Dat kgb wordt in mindering gebracht op het tabelbedrag, en wat overblijft is het eigen aandeel van de ouders. Dat eigen aandeel dient vervolgens naar rato van de draagkracht van beide ouders verdeeld te worden. Tot slot wordt voor de niet verzorgende ouder beoordeeld of er sprake is van een zorgkorting.
Een simpel voorbeeld
Stel de kosten van een kind zijn volgens de Nibudtabellen € 600,-, het kgb is € 130,-. Het eigen aandeel van de ouders is dan € 470,-. Stel nu dat de draagkracht van de moeder € 200,- is en van de vader € 300,-. De totale draagkracht is € 500,-.
Het eigen aandeel van € 470,- dient naar rato van de draagkracht verdeeld te worden. Er volgt een draagkrachtvergelijking:
200/500 x 470 = € 188,-
300/500 x 470 = € 282,-.
Fiscale zaken
Zoals bekend is de alimentatie omgeven met fiscale aspecten. De fiscus gaat ervan uit dat bijdragen in het levensonderhoud van kinderen tot 30 jaar tot op zekere hoogte een fiscale aftrekpost vormen. Afhankelijk van de leeftijd van het kind moet het gaan om een maandelijkse bijdrage van ten minste € 136,- per kind. Naarmate het kind ouder wordt zal een hogere bijdrage per maand vereist zijn om een fiscale aftrekpost op te kunnen leveren.
In 2014 gelden al andere normbedragen waardoor de aftrek lager is geworden. Bovendien is de leeftijdsgrens naar beneden aangepast. De aftrek in 2014 geldt nog voor kinderen tot 21 jaar.
Naast de bovengenoemde fiscale aspecten zijn er diverse andere heffingskortingen (kindregelingen) waarmee bij het berekenen van kinderalimentatie rekening gehouden dient te worden. Onderstaand een niet limitatieve opsomming van de meest voorkomende heffingskortingen.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Alleenstaande ouders kunnen onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op deze korting. Een van die voorwaarden is dat zij in het jaar van de aangifte een kind hebben dat jonger is dan 12 jaar.
Alleenstaande ouderkorting
Hiervoor komt een alleenstaande ouder in aanmerking die voor minimaal één kind in grote mate voor het levensonderhoud zorgt. Recht op deze korting ontstaat pas als de ouder in het kalenderjaar meer dan zes maanden geen fiscale partner heeft.
Vermeerdering i.v.m. kinderen jonger dan 16
Deze aanvullende korting is aan de orde als de ouder in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkorting, inkomen uit arbeid geniet en een kind dat jonger is dan 16 jaar gedurende ten minste zes maanden op zijn adres ingeschreven heeft staan.
Wijzigingen in de fiscale wetgeving
Het alimentatierecht is constant in beweging. Zo heeft de Eerste Kamer inmiddels de Wet hervorming kindregelingen aangenomen. De kern van die wet is dat het aantal kindregelingen wordt aangepast. Dat betekent dat dit gevolgen heeft voor de kinderalimentatie en de berekeningen die daaraan ten grondslag liggen.
Een aantal kindregelingen zal met ingang van 2015 niet meer van toepassing zijn. Zo zal onder andere de fiscale aftrek volledig verdwijnen en vanaf 1 januari 2015 is er geen aanspraak meer op de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting. In plaats daarvan zal sprake van de alleenstaande ouderkop. Dit is een compensatie van maximaal € 3.050,- per jaar die bij het kgb wordt opgeteld.
Omdat het kgb van belang is voor de vraag hoe hoog het eigen aandeel van de ouders is, brengt een verhoging van het kgb mee dat dit eigen aandeel lager wordt en dat dus ook de te betalen alimentatie lager wordt. Ik verduidelijk dit aan de hand van het eerdere voorbeeld:
Het tabelbedrag was € 600,-. Het kgb was € 130,- maar wordt door de alleenstaande ouderkop verhoogd. Stel nu dat dit bedrag met een jaarlijks bedrag van € 2.000,- wordt gecompenseerd. Dat houdt in dat het kgb met € 167,- wordt verhoogd. Het eigen aandeel wordt vervolgens 600-130-167 = € 303,-. Als dit naar rato van draagkracht verdeeld dient te worden, ziet een draagkrachtvergelijking er als volgt uit:
200/500 x 303 = € 121,-
300/500 x 303 = € 182,-.
Gevolgen voor de praktijk
Ik ben mij ervan bewust dat het bovenstaande voorbeeld zeer versimpeld is. Bovendien is hierin geen rekening gehouden met de inkomensgrenzen voor het kgb en de juiste alleenstaande ouderkop. Desalniettemin blijkt uit dit versimpelde voorbeeld wel dat de alleenstaande ouderkop gevolgen kan hebben voor de hoogte van de te betalen alimentatie.
Hoewel alle uitwerkingen nog moeten volgen en de Expertgroep Alimentatienormen met een aanvulling op de aanbevelingen komt, kan ik mij nu al wel voorstellen dat deze fiscale maatregelen aanleiding zullen geven voor veel hernieuwde alimentatieberekeningen en zo nodig aanpassing van de reeds vastgestelde onderhoudsbijdragen. Kortom, reden genoeg om het nieuwe tremarapport met grote belangstelling tegemoet te zien en te ervaren hoe de rechtspraktijk hiermee omgaat.
Kinderalimentatie, altijd in beweging!